Overlijdensschade

Overlijdensschade is de schade die de nabestaanden van een overleden slachtoffer kunnen claimen op grond van hun persoonlijke schade ten gevolge van een ongeval. Wanneer het slachtoffer meteen na het ongeval komt te overlijden, kan er geen immateriële schade oftewel smartengeld geclaimd worden.

De situatie is echter anders indien het slachtoffer het ongeval in eerste instantie heeft overleeft maar na verloop van tijd alsnog komt te overlijden. In dat geval zal men voor de bepaling van het smartengeld rekening houden met de duur van het lijden. Zelfs wanneer de overledene nog geen vordering indiende, blijft de claim gewoon bestaan. De vordering maakt dan deel uit van de nalatenschap, waardoor de nabestaanden het smartengeld nog steeds kunnen vorderen. Ook hun persoonlijke vordering, bijvoorbeeld voor shockschade, blijft gewoon bestaan.

Shockschade en affectieschade

Tot voorheen konden nabestaanden alleen aanspraak maken op shockschade. Dit is de materiële en immateriële schade die ontstaat wanneer nabestaanden:

1. een dodelijk ongeluk zien gebeuren of daar direct de catastrofale gevolgen van zien;

2. psychische problemen oplopen door de shock.

Er moet aan een aantal strenge criteria voldaan worden, wil men in aanmerking komen voor shockschade. Aangezien velen dit onrechtvaardig vonden is uiteindelijk de Wet Affectieschade in het leven geroepen, en deze geldt alleen voor schade toebrengende gebeurtenissen die plaatsvinden na 1 januari 2019.

Affectieschade is het leed en de pijn die een iemand ervaart wanneer een dierbare overlijdt door de fout van een ander. Zo’n ingrijpende gebeurtenis kan het leven van nabestaanden overhoop halen. Een vergoeding voor de emotionele schade geeft nabestaanden erkenning van hun verdriet en dient als genoegdoening.

Overigens kan het zo zijn dat men zowel aan de voorwaarden voor shockschade als affectieschade voldoet, en beiden kunnen dan naast elkaar worden gevorderd. Shockschade omvat immers geen affectieschade.

Wie zijn de nabestaanden?

Niet alle nabestaanden kunnen aanspraak maken op de Wet Affectieschade. U kunt bijvoorbeeld geen affectieschade ontvangen voor het overlijden van uw oom of tante. In beginsel geldt dat ook voor broers of zussen, en stiefouders en stiefkinderen.  De nabestaanden die wel aanspraak kunnen maken zijn:

– ouders;

– kinderen;

– partners, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voerden;

– zorgrelaties: bijvoorbeeld pleegouders of duurzame zorg door grootouders.

Hoeveel vergoeding ontvang ik op grond van de Wet Affectieschade?

Er zijn vaste bedragen bepaald tussen de € 12.500,00 en € 20.000,00, en er is geen maximum aan het aantal nabestaanden dat een vergoeding kan ontvangen. Hoe hoog de vergoeding van de affectieschade zal zijn hangt af van de relatie met het slachtoffer:

– echtgenoten en geregistreerde partners: € 17.500,00;

– levensgezellen: € 17.500,00;

– minderjarige kinderen en ouders: € 17.500,00;

– meerderjarige thuiswonende kinderen en ouders: € 17.500,00;

– pleegkinderen en ouders: € 17.500,00;

– meerderjarige niet-thuiswonende kinderen en ouders: € 15.000,00;

– zorg in gezinsverband: € 17.500,00;

– overige nauwe persoonlijke relaties: € 15.000,00.

Heeft u vragen? Neemt u dan gerust contact op.